Inhoud

“Een netwerk zoals je dat zelf zou willen hebben”

A 10 minutes read by Suzanne Kuijpers

In gesprek met Marijke van den Bosch, voorzitter van Integreren doe je samen!

In Nederland zijn genoeg voorbeelden van nieuwkomers, oudkomers of bewoners die zelf iets starten om nieuwkomers te begeleiden, op te vangen, uit te nodigen en wegwijs te maken. Sommige initiatieven bloeien en groeien en krijgen een vaste plek in het maatschappelijke middenveld. Toch blijkt dat formele organisaties en professionals niet altijd de meerwaarde inzien van burgerinitiatieven. De relaties en verhoudingen met formele organisaties zijn niet altijd optimaal.

Wij spraken met Marijke van den Bosch, voorzitter van de stichting Integreren doe je samen!, om te achterhalen hoe haar burgerinitiatief z’n plek heeft gevonden in het veld van integratie en inburgering.

Kun je in het kort iets vertellen over Integreren doe je samen!? 

Integreren doe je samen! (IDJS!) is een burgerinitiatief van lokale vrijwilligers die informeel en persoonlijk contact onderhouden met nieuwkomers. Je kunt het zien als een sociaal opstapnetwerk. Op het moment dat nieuwkomers hier in de gemeente komen, hebben ze vaak nog geen spullen en geen netwerk. Wij helpen mensen met opstarten. Voor veel nieuwkomers zijn we een eerste stap op weg naar een eigen sociaal netwerk. Iedereen is welkom en we nemen de tijd voor echte ontmoetingen.

Hoe zien deze ontmoetingen eruit?

We hebben een werkplaats waar fietsen opgeknapt en gerepareerd worden door locals en nieuwkomers. Nieuwkomers krijgen bij aankomst in de gemeente een startfiets. Ook bieden we fietslessen aan. Verder krijgen nieuwkomers hulp bij het inrichten van hun woning en kunnen ze bij onze werkplaats gratis spullen uitzoeken voor de inboedel. Daarnaast hebben we een aantal terugkerende activiteiten; er is huiswerkbegeleiding; de vrouwensupportgroep organiseert diverse bijeenkomsten over de gezondheidszorg, het schoolsysteem en de opvoeding van kinderen; tijdens de Zing Nederlands-avonden komt een team van muzikanten, presentatoren en zangers bijeen om te zingen en musiceren.

Verder organiseren we kinderactiviteiten en speelmiddagen, maar er zijn ook veel ad-hoc activiteiten zoals aanschuiftafels en kookworkshops. Tot slot spreken we tijdens de wekelijkse taalkring over alledaagse dingen en de actualiteit, om de Nederlandse taal te oefenen.

En in coronatijd?

We kijken vooral wat er wél kan. We hebben honderden voordeurbezoekjes gedaan bij zo’n negentig huishoudens. Dan pols je regelmatig hoe het gaat en wat er nodig is. We nemen iets leuks mee: knutselspullen, een kerstster, kaarsen of, zoals laatst met oud en nieuw, oliebollen en appelflappen die we kregen van een donateur/supermarkt. Tijdens de lockdown zijn er 20 tot 25 nieuwkomers gekomen. Dan ga je écht wel langs. We hebben een YouTube-kanaal waarop we Nederlandse liedjes zingen en verhaaltjes voorlezen. In de zomer hebben we samen met andere organisaties een sport- en spelmiddag voor kinderen georganiseerd in de buitenlucht. Ook hebben we tijdens corona met veel mensen telefonisch contact en Whatsapp-contact en we koppelen nu meer individuele maatjes dan voorheen.

Wat zijn volgens jou de ingrediënten voor een opstapnetwerk?

Continuïteit op informele basis. Wij bieden de zekerheid dat we er zijn, dat mensen terecht kunnen op een informele basis en dat we voor een langere periode beschikbaar zijn. De persoon is ons uitgangspunt. We koppelen vaardigheden, connecties, kennis en relaties in diverse netwerken, kerken en verenigingen waar vrijwilligers deel van uitmaken aan nieuwkomers. Zo ontstaan er waardevolle contacten die steun bieden op allerlei gebieden. De vragen die binnenkomen, zijn heel divers. Je kunt denken aan vragen om ondersteuning bij vrijwilligerswerk, onderwijs, zorg, werk en vrije tijd. Deze punten zijn essentieel om een opstapnetwerk op te bouwen, maar ook om het in stand te houden.

Wat doen jullie met de vragen die binnenkomen?

We verlenen laagdrempelige en praktische hulp of koppelen mensen aan een maatje. Indien nodig zorgen we ervoor dat nieuwkomers worden gekoppeld aan de juiste professionele organisatie. Maar er melden zich ook regelmatig locals die wel iets willen betekenen zonder aan een echte rol of organisatie vast te willen zitten. Dan vinden we altijd wel een match met een van de nieuwkomers.

De levensduur van een burgerinitiatief wordt vaak bepaald door allianties, bijvoorbeeld met overheden, maatschappelijke organisaties of bedrijven die zich verbinden aan het initiatief. Hoe zie jij dit bij Integreren doe je samen!?

Ik zie dat wij langzaam niet meer weg te denken zijn. We onderhouden contact met een brede scala aan organisaties en met de gemeente. Daarmee hebben we korte lijntjes en daarom kunnen we snel schakelen. We delen onze kennis en expertise met formele en informele organisaties. Ook na afloop van begeleidingstrajecten zijn we altijd beschikbaar. Zo werken we beter, preventiever, effectiever en goedkoper met elkaar. We krijgen inmiddels enige structurele subsidie vanuit de gemeente.

Wat is ervoor nodig geweest om die plek in te nemen?

Vooral veel doorzettingsvermogen en een rotsvast geloof in de werkwijze en onze aanvullende rol. In het begin voelde het soms alsof de gemeente, Vluchtelingenwerk en de welzijnsinstelling ons eerder als bedreiging zagen dan als aanvulling. Dat is in zekere zin te begrijpen als je moet denken en werken vanuit producten, trajecten en beperkte budgetten. Vanuit ons idee is het juist een meerwaarde om samen te werken en waardevolle informatie te delen. Dat werd niet altijd zo gezien, maar intussen is er bij heel veel professionals erkenning en waardering.

Er is een zekere overlap en uitwisselbaarheid. Het komt bijvoorbeeld regelmatig voor dat we mensen al een half jaar of een jaar zeer regelmatig zien en weten wat er speelt, voordat ze het eerste intakegesprek met de welzijnsinstelling hebben. Soms hebben we al een stageplek of maatje gevonden of doen ze bij ons vrijwilligerswerk. Soms kom je ook voor de keuze te staan om aan de bel te trekken als er iets misgaat in een traject. Het vraagt moed, maar dan springen we toch menigmaal in de bres voor de nieuwkomer.

Waar zit de kracht van Integreren doe je samen! ten opzichte van ondersteuning op formele basis? 

Een sociaal opstapnetwerk valt niet te organiseren in een formele organisatie. We bieden een netwerk op een manier zoals we die zelf ook graag zouden willen hebben. Je probeert een fijne vriend of buurman te zijn. Je besteedt veel tijd aan informele dingen, zoals wandelen, appen, videobellen. Daarnaast is het contact zonder einddatum, in tegenstelling tot het contact in trajecten vanuit formele organisaties.

Als professional ben je bezig met een traject, een vastomlijnde taak met een tijdsafbakening. Wat niet tot je taak behoort, kun je vaak niet doen. Binnen de stichting is veel culturele, juridische, maatschappelijke en onderwijskundige kennis opgebouwd. We bieden in individuele gevallen ondersteuning als andere hulpverlening niet voor de hand ligt, niet voorhanden is of niet wenselijk is.

Kun je dit toelichten?

Iemand die analfabeet is, kan zich schamen of niet weten dat er een probleem is.  Diegene heeft iemand nodig die hij vertrouwt. Wij voeren verschillende gesprekken en nemen hier echt de tijd voor. Zo kunnen we iemand toeleiden naar de juiste hulpverlener. Een ander voorbeeld is een echtscheiding. Dit ligt soms supergevoelig in de gemeenschap. Hier ga je niet zomaar in roeren. Eerst voer je een aantal gesprekken voordat je iemand doorverwijst. Dus door het vertrouwen dat je hebt, kun je mensen naar hulp toeleiden.

Burgerinitiatieven zijn dus waardevol naast bestaande hulpverlening?

Zeker! We kunnen elkaar aanvullen. Wij hebben de tijd voor persoonlijke, oprechte nieuwsgierigheid en betrokkenheid. Wij zien een persoon in z’n geheel en willen diegene leren kennen. De gemeente en Vluchtelingenwerk hebben daar vaak (te) weinig tijd voor. Wij hebben in de kerngroep van vrijwilligers heel weinig verloop en de relaties met onze doelgroep zijn langdurig van aard. We zagen de nodige wisselingen bij beleidsmedewerkers, wethouders, werkcoaches, teamleiders en maatschappelijk werkers. Continuïteit blijkt vaak al een meerwaarde voor de bestaande hulpverlening.

Kun je een voorbeeld noemen waarin de samenwerking met de gemeente of welzijnsorganisatie een succes was?

Eén voorbeeld is een meisje waarmee we na afloop van Zing Nederlands in gesprek raakten. We kwamen erachter dat ze erg down was. Dat was het moment om verder te onderzoeken wat er aan de hand was en veel vragen te stellen. Het meisje vertelde dat ze zich op school heel ongelukkig voelde. Het bleek dat ze al bijna een jaar op het speciaal onderwijs zat. Er is overleg met ons, VW, de welzijnsorganisatie en school geweest. Uiteindelijk kwam de samenwerking tot stand met de formele organisaties, een van ons en een gespecialiseerde psycholoog. Het meisje werd opnieuw getest via een methode die rekening houdt met onderwijsachterstanden en inmiddels zit ze op het MBO en is ze helemaal gelukkig.

En wordt jullie meerwaarde nu gezien?

Jazeker, de praktijk laat het zien. We worden regelmatig gevraagd door beleidsmakers die graag willen weten hoe het er nu voor staat met nieuwkomers. Dat kunnen we vrij nauwkeurig aangeven, want we kennen de overgrote meerderheid van de nieuwkomers in de 26 dorpen van West Betuwe.

Wat is jouw tip aan overheden en instanties om met burgerinitiatieven samen te werken?

Informele netwerken zoals die van ons zullen er overal anders uitzien, maar koester wat er is, neem ze serieus en probeer elkaar aan te vullen. Zonder elkaar werk je trager en dat is in niemands belang. 

Het is ook voor professionals belangrijk om je te verdiepen in de cultuur van de ander en informele werkwijzen te waarderen. Het sluit vaak beter aan bij de cultuur waar mensen uit komen en het kan de overgang naar onze samenleving vergemakkelijken. 

Tot slot is het belangrijk om de realisatie van een fysieke ontmoetingsplek te ondersteunen. Daar kun je ook als professional de sfeer gaan proeven. 

Wat is je perspectief op hoe het nu met de integratie gaat en met nieuwkomers in Gelderland?

Veel volwassenen maken een vrij grote “statusval”, dat wil zeggen: Ze komen in andere banen terecht dan ze gewend zijn. Vaak met minder status en minder salaris.  Dit kan erg lang duren en eenmaal uit de bijstand is het lastig om je om te scholen en op te werken.

We zien dat ouders er veel kracht aan ontlenen als het goed gaat met hun kinderen, dus dit nemen we ook erg serieus. Als ik kijk naar de kinderen denk ik dat zij het gemiddeld genomen redelijk goed doen. We hebben veel contact met scholen. Wat beter zou kunnen, is dat meer peuters naar de voor- en vroegschoolse educatie gaan. Dit helpt ze enorm als ze naar school gaan, maar niet elke ouder kiest ervoor. Ook is een stukje huiswerkbegeleiding erg belangrijk. Zeker als de ouders analfabeet zijn, kunnen ze hun kinderen vaak niet ondersteunen. We hebben hierover contact met scholen en mentoren en organiseren ondersteuning voor een aantal kinderen. 

Wat betreft de volwassenen zie ik dat het voor alleenstaande jonge mensen niet altijd makkelijk is om in een gemeente te wonen met veel kleine dorpjes, zonder openbaar vervoer. Formeel moet het COA bij toewijzing van een persoon aan een gemeente rekening houden met het profiel van mensen, maar in de praktijk merken we daar weinig van. Dat is toch erg wenselijk. In West Betuwe zouden ze op zijn minst in Geldermalsen, de grootste kern geplaatst kunnen worden.

Wat wens je voor de komende tijd?

Dat we onder de nieuwe Wet inburgering ook zo door kunnen blijven gaan; dat we onze plek en erkenning behouden. Daarnaast hebben we structurele financiering nodig voor huisvesting en om onze aanvullende rol van onderop als opstapnetwerk te kunnen blijven vervullen. 

 

Article published on
1 feb 2021

Editors
Tekst: Suzanne Kuijpers Eindredactie: Martijn Bijwaard