Inhoud

Nieuwkomers in Gelderland aan het werk

ZES INZICHTEN

A 13 minutes read by Renée Frissen

Om te beginnen

Het gaat niet goed met het toeleiden naar werk van nieuwkomers in Nederland. Onderzoek van de SER en de benchmark van Divosa laten weliswaar een stijging zien van de arbeidsparticipatie van mensen met een verblijfstatus, maar die is na vijf jaar alsnog teleurstellend. Tussen de 20% en de 25% van de nieuwkomers tussen de 18 en 65 jaar heeft betaald werk. Daarvan heeft het overgrote deel een deeltijdbaan (ca. 80%) en werkt vrijwel iedereen op een tijdelijk contract (ca. 90%).

Deels is dit te verklaren doordat deze groep de voorgaande jaren verplicht een inburgeringstraject heeft gevolgd, een intensief traject gericht op het leren van de Nederlandse taal en cultuur. Ter vergelijking: in Duitsland heeft van diezelfde groep mensen momenteel 50% een baan, en zelfs 68% als je de flexwerkers meerekent. Het is daarbij onduidelijk hoeveel mensen in Nederland weer terugkomen in de bijstand na beëindiging van hun contract omdat gemeenten dat nauwelijks bijhouden. We weten bovendien van een groep voormalige nieuwkomers in Nederland dat na 10 jaar slechts 50% een baan had en dat ze vrijwel allemaal onder hun niveau werken. Een substantieel deel van de nieuwkomers blijft dus in een uitkeringspositie zitten.

Met andere woorden: slechts een klein deel heeft werk, en dat werk is vrijwel altijd in deeltijd en tijdelijk. En dat terwijl elke nieuwkomer die een baan met perspectief heeft, driedubbele winst is:

  • De nieuwkomer leidt een rijker, gelukkiger leven met meer betekenis.
  • De druk op de verzorgingsstaat neemt af: het aantal uitkeringen daalt. In de periode vóór de coronapandemie zagen we dat in veel gemeenten tussen de 20% en 50% van hun uitkeringsbestand bestond uit mensen met een vluchtachtergrond. Het reduceren van die aantallen heeft grote impact. Ook besparen we op de zorgkosten die het gevolg zijn van werkloosheid.
  • De arbeidsmarkt in Gelderland wordt inclusiever, de beroepsbevolking diverser. Bovendien doet men ook op de werkvloeren ervaring op met die diversiteit, wat het makkelijker maakt om inclusiever te zijn voor andere groepen met een achterstand op de arbeidsmarkt.

Het vinden en houden van banen met perspectief vereist meerdere zaken in de huidige arbeidsmarkt. OpenEmbassy heeft een model ontwikkeld om dat in kaart te brengen. Dit model is gebruikt bij de Maaksessies over Werken in de Zorg en Werken en Leren, en is aangescherpt op basis van de lessen uit de Maaksessies. Het model deelt het proces op van het zoeken van een baan tot het behouden ervan in vijf fases. Die fases worden bekeken vanuit het perspectief van de nieuwkomer en de werkgever.

Inzicht 1: We kijken naar nieuwkomers vanuit een perspectief van gebrek

We hebben dit model in de Maaksessies getoetst. Hoewel de deelnemers vrij unaniem bevestigen hoe belangrijk deze verschillende fases bij elkaar genomen zijn, zien we in de praktijk dat de aandacht die er wordt besteed aan het begeleiden van nieuwkomers naar werk niet evenredig verdeeld is over die vijf fases. Er wordt -zo blijkt na onze rondgang door de provincie Gelderland- hoofdzakelijk aandacht besteed aan de nieuwkomers zelf, en dan met name aan het voorbereiden van nieuwkomers op werk.

In positieve zin betekent dit dat er veel energie wordt gestoken in het klaarstomen van individuele nieuwkomers voor de arbeidsmarkt. Te denken valt aan CV-workshops, trainingen voor werknemersvaardigheden of lessen over de Nederlandse arbeidsmarkt (een vast onderdeel van de Inburgering).

In negatieve zin betekent dit dat het perspectief op nieuwkomers, vanuit ongeveer alle hoeken van het sociale domein, dat van gebrek is, zoals hoogleraar Diversiteit en Integratie Halleh Ghorashi dat noemt. De dominantie visie op een nieuwkomer die werk zoekt, is dat er nog dingen ontbreken in zijn of haar ervaring, vaardigheden of verwachtingen.

Nieuwkomers die deelnamen aan de Maaksessies en nieuwkomers uit de Klankbordgroep van VluchtelingenWerk Oost Nederland, benadrukken op talloze manieren hoe demotiverend, kleinerend en kwetsend deze benadering is. Zeker wanneer de door hen gedane investeringen uiteindelijk zelden tot een echte baan leiden.

Op de Gelderse arbeidsmarkt zijn er weinig mogelijkheden om te kunnen laten zien wat je waard bent. We zijn in feite zó goed georganiseerd, dat flexibiliteit haast onmogelijk wordt.

Inzicht 2: Het perspectief van de werkgever is te vaak buiten beeld

De focus op het ‘verbeteren’ van de nieuwkomers betekent tegelijkertijd ook dat er te weinig tijd gaat naar de andere kant van het verhaal: de arbeidsmarkt, en in het bijzonder de werkgevers. Het kostte enorm veel moeite om werkgevers te betrekken bij onze Maaksessies. Dat is deels te verklaren door de werkvorm en tijdsduur van de sessies, maar we zagen ook hoe beperkt het werkgeversnetwerk van partijen in het sociale domein is.

Wij konden via de deelnemers, de redactieleden en het bredere Gelderse netwerk dat zich vormde rond de Maaksessies, geen grip krijgen op de werkgevers in de provincie. Er was al helemaal geen duidelijk beeld van de werkgeversgemeenschap, of toegang hiertoe. Er zijn wel mensen met goede individuele contacten, maar de aansluiting op het grotere geheel lijkt beperkt. De werkgevers die uiteindelijk deelnamen aan de Maaksessies bleken onmisbare kennis mee te brengen en gaven de sessies een zeer hoge waardering.

Dit is extra zorgelijk omdat het toeleiden van nieuwkomers naar werk hele andere netwerken (en vaardigheden) vereist dan misschien gebruikelijk is bij bemiddeling van geboren Nederlanders. Er zijn meer verschillen dan overeenkomsten tussen nieuwkomers. Er wordt bemiddeld voor mensen uit verschillende landen, uit de stad of van het platteland, van alle mogelijke opleidingsniveaus, met alle mogelijke soorten werkervaring, en uit alle mogelijke gezinssituaties. Het vraagt om een divers netwerk als je mensen een serieus perspectief wil bieden.

Vanwege de focus op de nieuwkomers, en het ontbreken van een echt stevig en divers werkgeversnetwerk, is er te weinig aandacht voor en kennis van wat werkgevers nodig hebben om dat perspectief te bieden in de vorm van een baan.

Inzicht 3: Inburgering bereidt nieuwkomers niet voor op werk, en wekt verkeerde verwachtingen bij werkgevers

Wat hier niet aan bijdraagt, is de context van waaruit professionals voor nieuwkomers proberen te bemiddelen. We zien dat gemeenten hiermee enige tijd wachten. Dit is logisch: nieuwkomers hebben immers een inburgeringsverplichting. Inburgeren kost tijd en er blijft weinig tijd en soms ook weinig mentale ruimte over om te werken. Als we beter kijken naar het effect van dat voorportaal van de inburgering, dan vragen we ons na de Maaksessies echter af wat die inburgering netto eigenlijk oplevert voor nieuwkomers die willen werken. In sommige gevallen lijkt het zelfs wel alsof die inburgering alleen maar een belemmering vormt.

Dat de huidige vorm van inburgering een gebrekkige manier is om je klaar te stomen voor de Nederlandse arbeidsmarkt moge duidelijk zijn. Het onderwijs is zelden echt gekoppeld aan wat nodig is op de werkvloer. Een goede manier van leren en werken komt -in tegenstelling tot in ons buurland Duitsland- nauwelijks van de grond, ook al weten we hoezeer de leerstrategieën van mensen verschillen. Er komt niet voor niets een nieuwe versie van de Inburgeringswet per 1 juli 2021. Desondanks lijkt er een onrealistische verwachting te bestaan bij werkgevers als ze nieuwkomers aannemen en het duurt vermoedelijk een aantal jaar voor de nieuwe wet daarin verandering brengt.

Daar waar Nederlanders zelf gemiddeld 18 jaar de tijd krijgen om via allerlei impliciete en expliciete leerscholen de vaardigheden op te doen voor de arbeidsmarkt, verwachten we van nieuwkomers dat zij binnen 3 jaar klaar zijn om volwaardig mee te draaien als waren het geboren Nederlanders. Die verwachting is zo hooggespannen dat er gemeentelijke contractpartners zijn die taalniveau A2 te laag vinden voor de plantsoenendienst. Ondernemers raken zo snel teleurgesteld in mensen dat ze het niet voor elkaar krijgen om succesvol in gesprek te gaan over onjuiste ziekmeldingen.

Inzicht 4: Defensieve routines bij werkgevers en andere ketenpartijen staan innovatie in de weg

We hebben in de Maaksessies geleerd dat werkgevers verschillende defensieve routines ontwikkelen om de mislukte match tussen hen en een nieuwe werknemer aan nieuwkomers te wijten, of om überhaupt geen dienstverband aan te gaan: Mensen zijn overgekwalificeerd, of missen werkervaring, hebben geen ‘werknemersvaardigheden’, zijn ‘niet leerbaar’ of hebben niet de juiste certificaten. De taalbeheersing is zelden goed genoeg, ook niet voor schoonmaakwerk, of de cultuur wijkt zo af dat er geen hoop is dat er een modus kan worden gevonden om de samenwerking te laten slagen. Deze opmerkingen lijken overigens speciaal gereserveerd voor nieuwkomers. Bij Poolse werknemers gaan deze argumenten ineens niet op. Een professional merkte tijdens een Maaksessie op: “Nieuwkomers spreken blijkbaar wel goed genoeg Nederlands voor vrijwilligerswerk, maar niet voor een gewone baan.”

En dus is er in de huidige context van de arbeidsmarkt begeleiding nodig. Begeleiding voor de nieuwkomer, begeleiding voor de werkgever en begeleiding voor het team waarin iemand komt te werken. Op dit moment kan een initiatief dat nieuwkomers naar werk begeleidt eigenlijk bijna niet slagen zonder flink te investeren in het ondersteunen van beide partijen voor een succesvolle match. Dit maakt de initiatieven relatief duur en veeleisend voor een werkgever.

We spraken ook met werkgevers die hier een uitzondering op vormen: een zorgondernemer die 10 nieuwkomers persoonlijk heeft opgeleid, waarvan er 8 nog bij hem werken. Een ondernemer in installatietechniek die iemand heeft aangenomen en al doende met de nieuwe werknemer heeft uitgevogeld wat ze samen nodig hadden om het te laten slagen. Maatschappelijke organisaties die inzagen dat ze mensen moesten aannemen die hun klanten zouden begrijpen vanuit het perspectief van een ervaringsdeskundige. Kortom: werkgevers die een ander perspectief hanteerden dan het perspectief van gebrek. Natuurlijk vraagt het ook altijd om een investering door de nieuwkomer zelf, maar met enkel die investering gaan we het niet redden.

Inzicht 5: De infrastructuur van de arbeidsbemiddeling werkt nieuwkomers tegen

Een ander groot obstakel dat we in de Maaksessies hebben geïdentificeerd, is de gemeentelijke infrastructuur voor bemiddeling naar werk vanuit een uitkering. We noemen vijf obstakels die bemiddeling problematiseren:

  1. Handelen vanuit het perspectief van gebrek
  2. Gebrek aan passend netwerk op de arbeidsmarkt
  3. Perverse prikkels
  4. Botsing van twee wetten
  5. Professionele problemen

Over het perspectief van gebrek, en een gebrekkig netwerk onder werkgevers schreven we hierboven al.

De perverse prikkels slaan op de targets op basis waarvan organisaties als werkbedrijven worden gefinancierd of beoordeeld. Wat telt, is hoeveel mensen uitstromen uit een uitkering. Uitstroom betekent in de praktijk vaak dat mensen bemiddeld zijn naar een baan met een contract van minimaal 6 maanden. Die uitstroom gaat soms al in als het contract gesloten is, ook als iemand na 2 maanden stopt. Er wordt niet of niet goed gemeten of, en hoe snel, iemand weer terugstroomt naar een uitkering. Dit is schadelijk om minimaal twee redenen: Op de eerste plaats omdat het perspectief van nieuwkomers niet als uitgangspunt wordt genomen. Het loont op korte termijn meer om iemand snel naar werk te begeleiden. Dus een baan in de groenvoorziening of in een fabriek loont dan meer, dan iemand de tijd geven een opleiding te volgen. Terwijl dit op de lange termijn gunstiger zou zijn voor die persoon zelf en voor de samenleving. Op de tweede plaats kost het de samenleving meer geld als mensen snel weer terugstromen.

De botsing van twee wetten hangt hiermee samen. Wanneer de nieuwe Inburgeringswet ingaat (in juli 2021) wordt de gemeente verantwoordelijk voor de uitvoering hiervan. De kern van de nieuwe wet is dat het makkelijker moet zijn om maatwerk te bieden, met als doel betere perspectieven voor nieuwkomers. Zo’n perspectief, vastgelegd in een persoonlijk plan dat een beschikking wordt, kan gaan botsen met het uitvoeren van de Participatiewet. Vooralsnog lijkt het erop dat er in gemeenten professionals zullen zijn die in één functie de uitvoering van beide wetten verenigen. Klantmanagers die het plan maken met mensen én moeten handhaven op zo snel mogelijke uitstroom uit de uitkering. In onze Maaksessies hebben professionals ons geleerd dat dit de kern van hun werk onmogelijk maakt: het staat een goede relatie in de weg. Terwijl die relatie noodzakelijk is om echt vanuit het perspectief van de nieuwe inwoner te kunnen werken.

En zo komen we op het laatste punt. Die botsende logica levert professionele problemen op. Professionals krijgen vaak niet de middelen die nodig zijn om vanuit de nieuwkomers te werken. Dit terwijl het woord ‘maatwerk’ naast ‘taal’ het meest gebezigde woord is in alle elf de sessies. Daarnaast hoorden we in de verhalen van nieuwkomers vaak over gebrekkige competenties van professionals. Er wordt in het sociale domein nog te weinig nagedacht over welke competenties nu noodzakelijk zijn om dat maatwerk te kunnen leveren voor individuen die weliswaar als overeenkomst hebben dat ze niet uit Nederland komen, maar die verder onderling enorm verschillen.

Een speciale kanttekening willen we hier plaatsen over de nadruk die we zien op interculturele competenties die professionals zouden moeten hebben. En dan met name de invulling hiervan in de vorm van workshops over de Syrische of de Eritrese cultuur. Uiteraard kan het helpen om wat meer van iemands context te weten, maar in de verhalen van zowel nieuwkomers als professionals horen wij met name dat de belangrijkste competenties niet uit het juiste (inter)culturele perspectief voortkomen. Dat zijn veeleer het vermogen je oordeel uit te stellen en te luisteren, én de middelen en toegang hebben om dat wat nodig is te realiseren. Klantmanagers die vooral zijn opgeleid om werk te vinden, kunnen niet tegelijkertijd ook goed studieadvies geven of omgaan met juridische vragen over gezinshereniging. In de praktijk zijn zij wel het aanspreekpunt hiervoor voor nieuwkomers, simpelweg omdat zij hun leven niet verkokerd ervaren, en dus hun vragen stellen aan de persoon die ze het meest zien, of het meeste vertrouwen.

Tenslotte: wij hebben voor de Maaksessies nauw samengewerkt met een aantal toeleiders naar werk die juist wel proberen te werken vanuit langetermijnperspectief, die investeren in het netwerk en gepassioneerd hun praktijk verbeteren. Zij wijzen wat ons betreft de weg voor hun collega’s in Gelderland.

Inzicht 6: Help werkgevers leren, dus investeer in peer to peer learning en operationaliseer bestaande kennis

Tot slot komen we nog graag terug op het belang van investeren in de behoeften van werkgevers. In Nederland bestaat de neiging om bij onzekerheid te investeren in meer onderzoek. Na onze rondgang van ruim 1,5 jaar door de provincie is onze conclusie dat er aan onderzoek geen gebrek is, wel aan de operationalisering van dat onderzoek en aan de toegepaste toegang tot het onderzoek en de daaruit voortkomende kennis voor werkgevers.

Het is essentieel dat er wordt geïnvesteerd in het verenigen, faciliteren en voeden van werkgevers die open staan voor het inclusiever maken van hun werkvloeren. Het is van belang dat het voor hen makkelijker wordt om onderdeel uit te maken van een netwerk van gelijkgestemden, waar ze makkelijk terecht kunnen met vragen, en waar ze worden uitgenodigd om kennis te delen. Dat alles op een manier die past bij mensen die het draaiende houden van hun organisatie altijd als grootste belang zullen hebben, zeker in tijden waarin blijkt dat van de ene op de andere dag de werkelijkheid kan veranderen. Leren van en delen met ‘peers’ kan een belangrijke rol spelen in het vergroten van de bereidheid van werkgevers om nieuwkomers aan te nemen.

De Maaksessies zijn ontwikkeld vanuit een vraag van de provincie naar een methodiek en een netwerk waarin al doende geleerd kon worden over integratie. De provincie bleek een perfecte partner die in staat was om met het overzicht dat zij heeft partijen bij elkaar te brengen, regionaal en over regio’s heen. Ook is zij een partij die het zich kan veroorloven om te vertragen en te reflecteren wanneer nodig. Kortom, ze is een faciliterende partner die vraaggericht kan werken en kan bijhouden welke lessen geleerd worden. Diezelfde rol zou de provincie kunnen spelen in een werkgeversnetwerk: het faciliteren van leren en delen.

Lessen voor de coronacrisis

Sinds maart 2020 is Nederland in crisis: de bestrijding van COVID-19 heeft het maatschappelijk leven deels stilgelegd en heeft diepe impact op het economisch leven. Je hoort dan ook vaak: we leven in een nieuwe realiteit. Dat geldt ook voor de arbeidsmarkt in Gelderland en de perspectieven voor nieuwkomers. Toch zijn de lessen van de afgelopen jaren, zoals hierboven weergegeven, nog steeds relevant, al zal de komende maanden moeten blijken hoe relevant. Met alle onzekerheid denken we dat de onderstaande elementen een goede eerste leidraad voor beleid vormen tijdens de Coronacrisis en de nasleep ervan:

A.

Zorg dat de potentie van de nieuwe Inburgeringswet ten volle wordt benut. Door de andere intakeprocedure en de persoonlijke plannen van inburgeraars weten we meer van de Gelderse nieuwkomers en dat draagt bij aan betere bemiddeling. Door de sterkere inzet op praktisch bruikbare taalvaardigheid komen nieuwkomers bovendien beter beslagen ten ijs.

B.

Investeer juist nu in de skills en het netwerk van werkbedrijven en andere toeleiders naar werk. De weerslag van de crisis op álle werkzoekenden kan alleen maar worden beperkt door ijzersterke bemiddelaars.

C.

Investeer juist nu in het operationaliseren van bestaande kennis en in het bouwen van lerende netwerken van ondernemers en werkgevers in de publieke sector.

D.

Zorg ervoor dat overheden het komende jaar veel kennis vergaren over wat wel en niet werkt in crisistijd. Zo zijn we beter voorbereid op een volgende keer.

E.

Investeer in de ontwikkeling van bemiddelen, intaken, coördineren en ondersteunen van nieuwkomers op afstand. De beperkingen zijn voorlopig nog niet van de baan.

F.

Gebruik de kennis van ‘oudkomers’, sleutelpersonen en bruggenbouwers om in contact te blijven met nieuwkomers en hun noden.

Article published on
28 aug 2020

Editors
Tekst: Renée Frissen Eindredactie: Martijn Bijwaard

Foto's
Aziz Kawak, Saeed Alrefai, Negin Zendegani