Inhoud

Gezondheid

A 11 minutes read by Renée Frissen

Dat mensen die zijn gevlucht worstelen met veel gezondheidsklachten weten we uit talloze studies, bijvoorbeeld die van het Kenniscentrum Integratie en Samenleving en van Pharos. Wat is je handelingsperspectief als zieke nieuwkomer, specifiek bij psychische gezondsheidsklachten? Daarover gaat dit artikel.

Gezondheid

Een belangrijke partner tijdens de Maaksessies was Pharos. Dankzij hen was steeds het perspectief van gezondheid vertegenwoordigd. Dat was nodig, want dat perspectief verdween naar de achtergrond zonder hun professionals; niet zozeer in de verhalen van nieuwkomers, maar uiteindelijk wel in het perspectief op oplossingen of problemen.

Naarmate de tijd verstreek, zagen we ook dat dit perspectief steeds meer aanwezig was in het veld van inburgering en integratie en in de gesprekken met vaste bezoekers van de Maaksessies. Inmiddels is het geborgd in de nieuwe Wet inburgering, met name omdat de gezondheid van nieuwkomers een van de onderwerpen van gesprek is tijdens de brede Intake en het maken van een persoonlijk Plan Inburgering en Participatie (PIP). Dit is omstreden: Het betekent dat je als nieuwkomer in Nederland, ongeacht achtergrond, reden van vlucht en persoonlijke situatie, wordt bevraagd op zeer intieme en persoonlijke dingen, door een professional die je niet kent en die geen medische achtergrond heeft. Hoe je hier als overheidsprofessional goed toe te verhouden, is een belangrijke lokale opgave.

Toegang tot zorg

Verhaal 1. Mibrak.

Mibrak is dertig jaar oud, moeder van drie kinderen, en net anderhalf jaar in Nederland. Ze is al een eind gevorderd met haar inburgering. Ze heeft een vrijwilligersbaantje geregeld in een boekhandel, maar daar moet ze mee stoppen. Niet omdat ze dat wil, maar omdat ze het niet volhoudt. Mibrak staat namelijk op straat. De moeizame hereniging met haar man ging gepaard met fysiek geweld. Daarvan heeft ze geen aangifte gedaan. Nu heeft ze besloten bij hem weg te willen. Haar man spreekt beter Nederlands dan zij en heeft verschillende Nederlandse vrienden die namens hem met professionals spreken. Mibrak is aangewezen op een Eritrese vrijwilliger van de gemeente die vooral de berichtgeving van de gemeente naar haar communiceert en niet haar belang behartigt. 

De indruk bestaat nu dat Mibrak niet wil meewerken en dat het daarom beter is dat zij het huis waar ze met haar man en kinderen woont verlaat. Ze zwerft al maanden rond, slaapt op verschillende banken en heeft met moeite een regeling getroffen om haar kinderen te zien. Die heeft ze al die jaren opgevoed nadat haar man was vertrokken voor een betere toekomst voor het gezin. Mibrak is moe en onzeker en ervaart veel stress. Ze heeft geen recht op een urgentieverklaring en geen sociaal netwerk. De gemeente waar ze verblijft en waar haar kinderen naar school gaan, kampt met een woningtekort. De situatie maakt haar psychisch steeds minder stabiel, zeker omdat ze ook nooit passende zorg heeft gehad na haar mishandelingen. Het enige wat ze wil, is rustig wonen met haar kinderen, maar dat lijkt verder weg dan ooit.

Verhaal 2. Bashar.

Bashar is 23 jaar oud en woont in een kleine studio in een kleine gemeente. Hij is ingeburgerd, maar de opleiding die hij wil doen, lijkt onhaalbaar. De school zegt dat hij op papier misschien wel niveau A2 heeft, maar dat dit in de praktijk niet blijkt en dat hij dus niet kan beginnen. Bashar kent niet veel mensen, hij is alleen naar Nederland gekomen en weet niet echt wat zijn mogelijkheden zijn. Daarom zoekt hij een baantje. Al snel kan hij beginnen in een fabriek en stopt zijn uitkering. Maar na zes maanden loopt zijn contract af. Hij weet niet dat hij snel een uitkering of WW moet aanvragen en komt in de problemen met de betaling van zijn huur. Hij weet het op te lossen, maar heeft schulden gemaakt en een nieuwe baan vinden blijkt lastig. Hij voelt zich alleen en heeft kopzorgen omdat hij elke maand geld naar huis wil sturen, maar ook zijn schulden moet aflossen. Dit leidt tot slapeloosheid.

Verhaal 3. Lucky

Lucky is 19 jaar oud, maar ziet er veel ouder uit. Hij moest vechten als kindsoldaat en toen hij probeerde te ontsnappen, is hij in een container gezet waarin hij drie jaar gevangen zat tot hij eindelijk kon vluchten. Na veel omzwervingen is hij in Nederland terechtgekomen, vlak voor zijn zeventiende verjaardag. Lucky werd opgevangen in een groep met andere jongeren die in hun eentje naar Nederland waren gevlucht, maar in die groep kon hij niet aarden. Er waren veel conflicten en vanwege zijn gedrag kreeg hij uiteindelijk het stempel ‘niet-begeleidbaar’. Hij is in de maatschappelijke opvang beland waar hij ook geregeld is weggestuurd. Zijn begeleider heeft al twee keer een begeleid wonen-plek gevonden, maar Lucky vertrouwt het niet. Op het laatste moment komt hij niet opdagen en verdwijnt hij uit beeld waardoor de plekken vervallen. Hij duikt zo nu en dan weer op. Lucky wil graag een eigen plekje waar hij met rust gelaten wordt. Hij vindt het moeilijk om mensen op hun woord te geloven en heeft last van woedeaanvallen. Professionals voelen dat er meer met hem aan de hand is. Toen een begeleider Lucky eindelijk zover kreeg om mee te werken aan een psychologisch onderzoek, bleek er in de regio geen interculturele psycholoog te zijn, en waren er bovendien lange wachtlijsten.

Deze verhalen hebben we verzameld tijdens of in voorbereiding op de Maaksessies. We hebben nieuwkomers ontmoet, en mensen die met hen werken, met een grote behoefte aan psychische zorg en ondersteuning. Dat nieuwkomers vergeleken met andere Nederlanders bovengemiddeld veel psychische hulp nodig hebben, zien we terug in de cijfers: Naar schatting kampt 13 tot 25 procent van de nieuwkomers met PTSS (Posttraumatische Stressstoornis) of een depressie. Dat is een veel hoger percentage dan in de Nederlandse bevolking, waar de cijfers voor PTSS en depressie respectievelijk 2,6 en 6 procent zijn (zie ook dit artikel van de Gezondheidsraad over geestelijke gezondheid van nieuwkomers). Tegelijkertijd blijken nieuwkomers de toegang tot de zorg vaak niet te vinden, noch die tot de toeleiders naar de zorg, zoals de huisarts of het sociaal wijkteam, of ze voelen zich daar niet gehoord. Wanneer ze wel een goede verwijzing krijgen, dan is adequate zorg lang niet altijd (direct) beschikbaar omdat er wachtlijsten zijn, of omdat er in hun regio geen passende (interculturele) ggz beschikbaar is.

De mensen die psychische ondersteuning of zorg nodig hebben, delen we in drie groepen in:

  1. Zij die psychische zorg of ondersteuning nodig hebben als gevolg van een aangeboren stoornis of een (heftige) gebeurtenis. Het probleem is psychogeen van aard en de oplossing is psychische zorg of ondersteuning.
  2. Zij die psychische zorg of ondersteuning nodig hebben door problemen die door het systeem veroorzaakt worden. Het probleem of de problemen zijn bureaucratisch of systemisch van aard (denk aan schulden, dakloosheid, discriminatie, werkeloosheid, geen passende baan), de gevolgen zijn psychische klachten zoals stress en depressie, en de oplossing is het oplossen van de systeemproblemen. Er kan ook psychische zorg nodig zijn, maar dat is eerder symptoombestrijding dan een oplossing voor het probleem.
  3. Zij die last hebben van een combinatie van bovenstaande problemen.

De problemen voor de eerste groep hebben we al kort benoemd. Het toegangsprobleem is groot en urgent, maar tegelijkertijd ook bekend. Veel partijen buigen zich hier al over: psychologen met een nieuwkomersachtergrond worden versneld opgeleid, sleutelpersonen worden opgeleid en ingezet en  professionals die de toegang moeten realiseren worden geïnformeerd en opgeleid. Daarmee is het probleem nog niet opgelost, helaas. Er moet meer geïnvesteerd worden in passende zorg. Met het opleiden van therapeuten, psychologen en psychiaters uit diverse geboortelanden lossen we niet alleen problemen van nieuwkomers op, maar ook die van vele migranten of kinderen van migranten in Nederland. De ggz moet veel diverser.

Mensen uit de tweede groep kampen met problemen die ze zelf niet of nauwelijks kunnen oplossen. Het ontbreekt nieuwkomers aan een netwerk, bijvoorbeeld om werk te regelen, een woning of onderdak te vinden of ondersteuning bij schuldenproblematiek te organiseren. Het ontbreekt aan kennis van de bureaucratische context, waardoor geen WW wordt aangevraagd of geen schuldregeling wordt aangegaan. Het ontbreekt aan kennis over hoe dingen in Nederland zijn georganiseerd, waardoor bij relatieproblemen geen therapie of mediation wordt aangevraagd. Of het ontbreekt simpelweg aan kennis van de Nederlandse taal. Taal om je als nieuwkomer verstaanbaar te maken, maar net zo goed kennis van overheidsjargon om te begrijpen wat je mogelijkheden zijn.

Nieuwkomers zijn daarom afhankelijk van professionals, vrijwilligers en betrokken burgers. Maar ook hun handelingsperspectieven zijn beperkt. Zo is het organiseren van een woning op een overspannen woningmarkt moeilijk. Wachtlijsten zijn eindeloos lang, een urgentieverklaring krijg je bijna niet. Schuldsanering is complex en Nederlandse vrijwilligers lopen vast in het organiseren ervan. Veel nieuwkomers willen werken, maar als je als klantmanager een beperkt werkgeversnetwerk hebt en geen vaardigheden om te bepalen wat het perspectief is van de nieuwkomer, dan is het moeilijk een goede en vooral duurzame match te maken. Al die knelpunten kunnen psychosociale klachten tot gevolg hebben. Met persoonlijk leed, maar ook maatschappelijke kosten tot gevolg. Het behandelen van de psychosociale klachten is dan beperkt mogelijk: een psycholoog kan uiteindelijk ook geen toegang tot een woning of schuldsanering regelen, enkel de gevolgen daarvan behandelen.

Er zijn dus nieuwkomers met psychosociale klachten waarbij psychische zorg niet de (enige) oplossing is voor het wegnemen van de klachten. De psychische klachten zijn immers niet de oorzaak van het probleem, maar symptomen ervan. Het echte probleem waar de nieuwkomers aan lijden, is het niet kunnen oplossen van systeemproblemen: problemen veroorzaakt door (bureaucratische) systemen, problemen zoals schulden, dakloosheid of werkloosheid, vragen rondom bestaanszekerheid waar ze zelf geen doorbraak in kunnen realiseren (zie ook Het Grote Doobraakboek van Instituut voor Publieke waarden). We vatten dit samen als systeemstress

De ervaring van Lucky komt overeen met het verhaal van Tommy dat we optekenden tijdens onze Maaksessie ggz (hier een link naar het verslag): Nederlandse zorgprofessionals zijn onbekend met nieuwkomers en Nederlandse/westerse methodieken of instrumenten passen niet bij de specifieke klachten van nieuwkomers. Dat zorgt ervoor dat mensen te lang moeten wachten, eindeloos worden doorverwezen, behandelingen krijgen die niet passen of te horen krijgen dat ze ‘niet-behandelbaar’ zijn. Soms worden mensen ook simpelweg geweigerd. De zorg is op die manier niet inclusief, met ook hier persoonlijk leed en maatschappelijke kosten tot gevolg.

Tenslotte nog een aantal kansen, tips en obstakels uit de Maaksessies:

  • De mogelijkheden voor signalering “Je hebt de MIRROR-app voor vroegtijdige signalering. Of de Protect-vragenlijst van Pharos. Daar heb je geen cursus voor nodig. Mensen moeten wel getraind worden om de vragenlijst van die app af te nemen. Er staan heftige vragen in. Er moet wel een sociale kaart zijn die cultuursensitief is. Je moet wel weten waarnaar je kunt doorverwijzen.”
  • De drempel om naar de ggz te gaan. ”Bij ons is het niet normaal om naar een psycholoog te gaan. Het is niet fijn om toe te geven dat je getraumatiseerd bent” Akbaret helpt als sleutelpersoon om een brug te slaan tussen de Eritreeërs die zij spreekt en het Nederlandse zorgsysteem.”
  • Er zijn behandelingen mogelijk, maar professionals moeten die wel kennen. Een werknemer van Mindfit (basis-GGZ organisatie): “Ik zie vaak onnodig wachten en doorverwijzen. Er zijn meer mogelijkheden dan je denkt. Het is belangrijk dat de lokale (psycho)sociale kaart bekendheid krijgt bij hulpverleners en vrijwilligersorganisaties, huisartsen.”
  • De rol van huisartsen & praktijkondersteuner. Een medewerker van de GGD: “Hoe kunnen we huisartsen een grotere en betere rol geven rondom ggz en verwijzing? Het is lastig om huisartsen de benodigde kennis mee te geven over signalering vanwege hun drukke werkleven. Maar er is hoe dan ook meer mogelijk. Wanneer iemand moet wachten op behandeling, kom dan alvast met een praktijkondersteuner praten.”
  • Kinderen zijn vaak niet in beeld. Kinderen van ouders met psychische problemen kunnen voor ondersteuning terecht bij een zogeheten ‘kopgroep’. GGNet, die werken met mensen met psychische klachten en ook programma’s organiseert op AZC’s, zegt dat hier veel te weinig kinderen van nieuwkomers komen.
  • Tolken. In meerdere Maaksessies geven mensen aan dat tolken in het sociaal domein te weinig worden ingezet, zeker ook in de medische wereld.
  • Het belang van de eigen taal en iemand die hen begrijpt: Een medewerker van KOMMAK, begeleiding in de zorg voor migranten en nieuwkomers, vertelt: “Ik zie vooral dat mensen te laat komen. Ze komen pas als de problemen geëscaleerd zijn. Ik geef een voorbeeld: Ik kwam thuis bij een gezin met een moeder, vader en twee dochters. Moeder was heel depressief en kreeg slaapmedicatie. Zij zorgde deels voor hun dochters maar meer niet. Er was een melding gedaan dat de dochters onverzorgd rondliepen. Na twee jaar kwamen ze bij ons terecht. Het gezin was twee uur lang in het Arabisch aan het vertellen over wat het had meegemaakt. De vrouw van de maatschappelijke begeleiding was verbaasd, want ‘ze praten normaal gesproken niet zoveel,’ zei ze. Dat komt natuurlijk gewoon omdat ze geen Nederlands spreken. De ggz gaf aan dat moeder is uitbehandeld. Maar hoe nu verder? Moeder woonde altijd bij haar familie in eigen land en vader was altijd aan het werk Moeder werkte vroeger ook. Nu zitten vader en moeder bij elkaar op de lip, zijn er veel relatieproblemen en is er geen sociaal netwerk en vangnet. Na een paar keer langskomen, praten en mogelijkheden creëren, is de situatie nu totaal anders. Moeder is nu bijna klaar met de inburgering en doet vrijwilligerswerk. Een dochter blijkt licht verstandelijk beperkt te zijn en daar werken ze aan. Vader heeft een vaste baan. Als zij na het traject van de maatschappelijke begeleiding direct waren doorverwezen, hadden twee jaar ggz kunnen worden voorkomen.”

Article published on
29 okt 2020

Editors
Tekst: Renée Frissen Eindredactie: Martijn Bijwaard

Foto's
Aziz Kawak, Saeed Alrefai, Negin Zendegani